Op 20 februari 2025 was ik uitgenodigd om een lezing ‘Dromen voor de toekomst’ te geven op de academische zitting ‘50 jaar studeren met een functiebeperking: dromen voor de toekomst’ van KU Leuven. Ik blikte terug op enkele mijlpalen uit de voorbije 50 jaar, de huidige state of play en stipte 7 dromen aan voor de toekomst.
Setting the scene: 1975-2025
In 1973 ontstond aan KU Leuven aandacht voor studeren met een handicap nadat een student met motorische beperkingen op zichtbare drempels stootte. Hij mocht bijvoorbeeld in de universitaire gebouwen de lift niet gebruiken, want liften waren een voorrecht van de professoren. Zijn situatie zette personeelsleden – en in het bijzonder onderwijsassistente Myriam Van Acker – aan het denken. Studenten met een handicap waren zeldzaam en hadden weinig in-, doorstroom- en uitstroomkansen.
Om een beter zicht te krijgen in de noden van studenten met een handicap organiseerde KU Leuven in 1974 een studiedag die veel interesse genoot. Daarop richtte KU Leuven een Werkgroep Gehandicapte Studenten op waar Myriam Van Acker lid van was. Bij haar aanstelling bij de Dienst Studieadvies in 1997 kreeg Myriam Van Acker naast de begeleiding van studenten met een handicap ook het voorzitterschap van deze werkgroep. Bij die opstart organiseerde ze meteen kennismakingsrondes met universitaire diensten en onderzoekscentra om de activiteiten van de werkgroep wetenschappelijk te onderbouwen.
KU Leuven zette van bij aanvang sterk in op fysieke toegankelijkheid en omkaderd wonen. Rolstoelgebruikers hadden bijvoorbeeld nood aan aangepaste huisvesting en assistentie bij dagelijkse activiteiten en het vervoer naar de lessen. Hiervoor werkten Myriam Van Acker en Joske Vettenburg het concept van omkaderd wonen uit waarbij studenten met een handicap in private huisvesting konden samenwonen met studenten zonder handicap die vrijwillig hulp boden. Gezien de beschikbare huisvesting erg beperkt was en er steeds ad hoc aanpassingen moesten gebeuren om de ruimte toegankelijk te maken, droomde het duo van een apart huis met genoeg ruimte voor de omkaderingsgroepen én met aangepaste infrastructuur. Samen met de Dienst Huisvesting, de Werkgroep Gehandicapte Studenten en de technische dienst van de universiteit werden plannen gemaakt voor de bouw van een eigen residentie. In 1993 werd het Romerhuis ingehuldigd. Het initiatief wekte meteen internationale belangstelling. In 1995 behaalde de Werkgroep Gehandicapte Studenten vanuit de Europese Commissie de zilveren medaille in het raam van de Helioscompetitie. De Leuvense formule van omkaderd wonen bood inspiratie voor gelijksoortige toepassingen in andere universiteiten en hogescholen binnen en ver buiten Europa.
Waar in de jaren 80′ op Vlaams niveau de eerste experimenten rond Geïntegreerd Onderwijs (GON) werden uitgerold, werkte KU Leuven naastig door aan een ondersteuningsaanbod voor blinde en dove studenten gezien GON-ondersteuning aan de universiteiten niet gesubsidieerd werd. In 1984 meldden zich de eerste blinde studenten aan en stroomden ook de eerste dove studenten door naar KU Leuven. Vanaf de jaren ‘90 meldden zich ook meer en meer studenten met dyslexie aan. Voor al deze studenten lagen de noden veel meer op onderwijskundig en op technologisch vlak. KU Leuven zette in op hulpmiddelen en werkte samenwerkingen uit met het in 1985 opgerichte Adviescentrum Infovisie. Het Departement ESAT onder leiding professor Jan Engelen zette tal van e-inclusie initiatieven voor studenten met een handicap op de kaart, zowel in Vlaanderen als internationaal.
Studenten met een handicap hebben ook specifieke noden op vlak van examens. In 1992 liet KU Leuven een procedure opnemen in het examenreglement die studenten met een handicap toeliet om via de coördinator studentenbeleid examenfaciliteiten aan te vragen. KU Leuven werd hiermee de eerste universiteit in Vlaanderen die het ‘recht’ op examenfaciliteiten inschreef in het examenreglement. Tegelijkertijd werd ook de ombudspersoon voor studenten met een functiebeperking geïnstalleerd. Hiermee is KU Leuven een duidelijke pionier want het opnemen van een aanvraag- en beroepsprocedure rond redelijke aanpassingen in de onderwijs- en examenreglementen van hogescholen en universiteiten werd pas in 2013 decretaal verankerd in de Codex Hoger Onderwijs als richtlijn.
Studeren in het hoger onderwijs is ook kansen krijgen om volwaardig te kunnen participeren aan alle aspecten van het hoger onderwijs, zo ook aan internationale uitwisselingsprogramma’s die de Europese Commissie in 1987 met het Erasmusprogramma lanceerde. In 1993 kreeg de werking rond functiebeperkingen van KU Leuven een internationale dimensie toen Myriam Van Acker het thema internationale uitwisselingen op de agenda van het Forum Europén de l’Orientation Académique (FEDORA) plaatste. In samenwerking met de European Agency for Development in Special Needs in Education werd in 2001 de Higher Education Accessibility Guide ontwikkeld. Deze databank die verder bouwt op eerdere realisaties van KU Leuven is jarenlang één van de referentiedatabanken geweest rond inclusieve mobiliteit in Europese uitwisselingsprogramma’s.
KU Leuven speelt van meet af aan ook een belangrijke rol op beleidsniveau. Myriam Van Acker wees de Overheid tal van keer op haar verantwoordelijke rol aangaande hulpmiddelen, omzettingen, tolken en ook het ondersteunen van instellingen voor hoger onderwijs. In 1997 werd Myriam Van Acker voorzitter van de werkgroep functiebeperking in de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) die in 1998 een eerste advies uitbracht over de participatie van studenten met een handicap in het hoger onderwijs. Dit advies gaf een overzicht van noodzakelijke voorzieningen op instellingsniveau en pleitte in navolging van de verklaring van Salamanca voor het eerst voor een inclusieve aanpak. In 2000 werd Myriam Van Acker op vraag van toenmalig Minister Vanderpoorten co-voorzitter van een beleidsstuurgroep die een aantal aanbevelingen ter attentie de Overheid diende uit te werken. In antwoord op de aanbevelingen – die nog steeds actueel zijn – subsidieerde de minister een onderzoek waarbij voor het eerst op wetenschappelijke wijze aandacht werd besteed aan de behoeften van studenten met een functiebeperking en mogelijke financieringsmechanismen. Myriam Van Acker coördineerde het onderzoek in samenwerking met collega’s van de Universiteit Gent en Howest.
In 2004, kort na het overlijden van Myriam Van Acker, richtte de Vlaamse overheid het Vlaams Expertisecentrum voor Handicap en Hoger Onderwijs (VEHHO) op waarin Annemie Van Diest en Gaspar Haenecaert het pionierswerk van Myriam Van Acker succesvol verder zetten. In het financieringsdecreet van 2008 werden studenten met een functiebeperking erkend en werden ze ook extra gewogen, al beperkte de Overheid de definitie van studenten met een functiebeperking tot ‘studenten ingeschreven bij het VAPH’. Onder de drijvende krachten van juridische experten Ruth Stokx en Kurt Willems van KU Leuven en beleidsmedewerker Patrick Willems van de Vlaamse overheid werd in 2013 het recht op redelijke aanpassingen decretaal verankerd en werd in 2014 het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO), de opvolger van het VEHHO en het Steunpunt Leren en Werken met Functiebeperkingen in het Hoger Onderwijs, decretaal verankerd.
KU Leuven bleef de Overheid attenderen op de beperkte invulling van de definitie van studenten met een functiebeperking in het financieringsdecreet en de historische ongelijkheid inzake GON-ondersteuning ten aanzien van universiteitsstudenten. In 2016 was Ruth Stokx voortrekker in de opmaak van een advies voor een ondersteunigsmodel inclusief hoger onderwijs waarin universiteiten ook financiële middelen zouden ontvangen voor de begeleiding van studenten met een functiebeperking. In 2017 werd de regeling inclusief hoger onderwijs uitgerold, wat meteen ook een momentum was om op Vlaams niveau gezamenlijk de verdere omslag te maken van integratie naar inclusie. Krachtige initiatieven die KU Leuven de voorbije 10 jaar op touw zette, zijn (niet exhaustief) de verdere uitbouw van haar werkgroepen digitale en fysieke toegankelijkheid, de ontwikkeling van Access Guide, Book-a-Book, Engage, het charter inclusie, de werkgroep inclusieve mobiliteit, peer support initiatieven, ontmoetingsavonden voor studenten, een leidraad inclusieve maatregelen en onderwijsprojecten vanuit een neurodiversiteitsperspectief.
Tot 1981 limiteerde het aantal studenten met een functiebeperking zich jaarlijks tot een 20-tal, met name ‘slechtzienden, slechthorenden, chronisch zieken en mensen met allergieën en bewegingsmoeilijkheden’. Intussen ondersteunen de zorgcoördinatoren stuvo KU Leuven jaarlijks 10% van de studentenpopulatie. Vooral de groep van neurodivergente studenten en studenten met psychiatrische beperkingen zijn de laatste jaren sterk toegenomen.
State of play: waar staan we nu?
Op Vlaams niveau bestaat een wettelijk kader voor inclusief hoger onderwijs. Het Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) is de richtingaanwijzer voor het hoger onderwijs. Op grond van artikel II.276, §3 van de Codex Hoger Onderwijs heeft elke student met een functiebeperking die ingeschreven is in een hogeschool of universiteit recht op redelijke aanpassingen. De regeling legt vast dat de begeleiding van studenten met functiebeperkingen een duidelijke opdracht is binnen het beleid van alle hogescholen en universiteiten. De instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het operationaliseren van het ondersteuningsmodel inclusief hoger onderwijs. In lijn met het VRPH zetten hogescholen en universiteiten in op een tweesporenbeleid. Via universeel ontwerp zetten ze progressief in op systeemtoegankelijkheid en via de toekenning van een bijzonder statuut borgen ze de redelijkeaanpassingsplicht. Het weigeren van redelijke aanpassingen kan als discriminatie beschouwd worden, met name wanneer een vraag geweigerd wordt die wel degelijk proportioneel is of de leerresultaten van de opleiding niet in gedrang brengt.
Het aantal gevraagde aantal en toegekende maatregelen stijgen jaarlijks aanzienlijk. Heel wat hogescholen en universiteiten zetten beginnend in op de implementatie van inclusieve maatregelen. Inclusieve maatregelen zijn (vaak voorkomende) redelijke aanpassingen die op systeemniveau toegankelijk gemaakt worden voor alle studenten zonder dat zij hiervoor een bijzonder statuut moeten aanvragen. Ze sluiten aan op de principes van universeel ontwerp en beogen het creëren van een inclusieve leer- en leefomgeving waarin àlle studenten van optimale leerkansen krijgen. Inclusieve maatregelen heffen de redelijke aanpassingsplicht niet op. Beide systemen staan in wisselwerking en werken complementair. Hoe meer inclusieve maatregelen en hoe aangepaster een systeem is en dus aan hoe meer noden het systeem kan beantwoorden, hoe minder redelijke aanpassingen er nodig zijn. Het is echter niet uitgesloten, zelfs zeer waarschijnlijk, dat in de meest verregaande vorm van inclusieve maatregelen er toch nog aanpassingen vereist zullen zijn voor diverse studenten.
Het implementeren van een beleid rond inclusieve maatregelen gaat net als het implementeren van een beleid rond redelijke aanpassingen gepaard met bezorgdheden en weerstand. Zo leeft soms de bezorgdheid dat de implementatie van inclusieve maatregelen studenten met een beperking onrechtmatig benadelen doordat ze ‘gelijk’ behandeld worden als studenten zonder beperking. Het gaat hierbij om de bezorgdheid dat een gelijke behandeling soms ongelijkheid kan vergroten en zelfs kan leiden tot indirecte discriminatie. Dit brengt ons tot actuele vragen zoals: Hoe omgaan met de bezorgdheden van studenten en personeel? Hoe omgaan met stijgende aantallen van studenten? Hoe studenten bereiken die we nu nog niet bereiken? Hoe inspelen op stigma en discriminatie? Hoe een inclusieve en veilige leer- en leefomgeving creëren? Wat zijn effectieve ondersteuningsinitiatieven?
7 dromen voor de toekomst
Zet in op de uitbouw van een inclusieve en veilige leer- en leefomgeving
In mijn toekomstbeeld zetten universiteiten en hogescholen verhoogd in op de uitbouw van inclusieve en veilige leer-en leefomgeving met neurodiversiteit als norm. In een neurotypische leer- en leefomgeving ervaren neurodivergente studenten nog heel wat drempels bij het volgen van lessen, studeren, examens, stage, studentenleven, ondersteuning, etc. Praktijk en onderzoek tonen aan dat inclusieve maatregelen bij een doordachte implementatie een duidelijke hefboom zijn voor de uitbouw van een inclusieve leeromgeving. Onderzoek rapporteert ondermeer een positieve impact op het leerproces en het welbevinden van studenten en een positieve impact op sense of beloning en de inclusieve cultuur. Een belangrijk meerwaarde van inclusieve maatregelen is dat ze verschillen over opleidingen en studentengroepen reduceren, wat de gelijke behandeling bevordert. Verder dragen ze ook bij tot een administratieve vereenvoudiging, tot de verlaging van de werkdruk en de optimalisatie van de kwaliteit van het onderwijs- en toetsbeleid. De bezorgdheden die leven tonen evenwel aan dat het belangrijk is om inclusieve maatregelen doordacht te implementeren en bij de implementatie ook rekening te houden met en te anticiperen op mogelijke valkuilen. De leidraad Inclusieve maatregelen van beleid naar beleid die ik samen met Kurt Willems en Ruth Stokx schreef, reikt richtlijnen aan voor een gestructureerde aanpak.
Vermijd drempels in aanvraagprocedures voor redelijke aanpassingen
Studenten met een functiebeperking ervaren in de huidige registratie- en erkenningsprocedures nog diverse drempels. Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van studenten met een functiebeperking weerstand vertoont om zichzelf kenbaar te maken als student met een ondersteuningsnood (disclosure) waardoor ze geen bijzonder statuut aanvragen en redelijke aanpassingen ‘mislopen’. Argumenten om de ondersteuningsnood of diagnose niet te onthullen zijn angst voor stigmatisering en vooroordelen, angst voor een negatief studieadvies of afwijzing, twijfels rond privacy, drempels met attesten en de verschillende procedures om ondersteuning aan te vragen en twijfel over de effectiviteit van de voorziene maatregelen. In mijn toekomstbeeld staat een inclusieve cultuur met soepele en flexibele attesteringsvereisten centraal. Dit sluit onder meer aan op de evoluties in het leerplichtonderwijs waar het medisch-individueel perspectief van ‘labelen’ en ‘diagnose’ als voorwaarde voor maatregelen verlaten wordt. In lijn met het VRPH en het Vlaams advies van de onafhankelijke commissie inclusief onderwijs mag het verlenen van maatregelen niet louter afhankelijk zijn van een medische diagnose, maar dient een evaluatie van de ervaren drempels in de onderwijsomgeving centraal te staan. Een goede afstemming in procedures tussen leerplicht en hoger onderwijs borgt ook de ‘zorg’continuïteit, wat van belang is in transitieperiodes.
Zet in op psycho-educatie en peer support
De gevoeligheid met betrekking tot disclosure leidt ertoe dat een aanzienlijk deel van studenten met een functiebeperking hun beperking gaan verbergen, een fenomeen dat ook wel maskeren of camoufleren wordt genoemd. Makseren heeft een negatieve impact op het zelfbeeld, de mentale gezondheid en de studieprestaties van studenten. Hoewel studenten met een functiebeperking de overstap naar het hoger onderwijs als een opportuniteit zien om nieuwe vriendschappen uit te bouwen op basis van gedeelde interesses in de opleiding, rapporteren ze vaker belemmeringen bij het uitbouwen van een sociaal netwerk en het vormgeven van hun identiteit. Studenten met een functiebeperking zijn meer kwetsbaar voor psychische klachten en gezondheidsproblemen zoals een negatief zelfbeeld, vermoeidheid, stress, angst, depressie, piekeren, burnout, eet- en slaapproblemen, etc. In mijn toekomstbeeld zetten universiteiten en hogescholen verhoogd in op psycho-educatie en peer support. Deze begeleidingsinitiatieven zijn veelbelovend gebleken in het ondersteunen van studenten met een beperking. Onderzoek toont positieve effecten zowel op vlak van transitievaardigheden, zelfregulerende vaardigheden, het inschatten van academische en sociale verwachtingen, zelfvertrouwen, sense of beloning en identiteitsvorming. Op vlak van sense of beloning en identiteitsontwikkeling ligt de kracht van peer support vooral in het valideren en normaliseren van ervaringen, het verminderen van zelfstigma en schaamte, het waarderen van verschillen over diagnoses heen (unity in diversity), het verlagen van de drempel om ondersteuning te vragen en het delen van praktische tips rond omgangsstrategieën, hulpmiddelen en informatie (van tips voor het omgaan met zintuiglijke overbelasting tot aanbevelingen voor toegankelijke aanpassingen).
Investeer in bemiddelings- en laagdrempelige beroepsprocedures
Personen met een handicap worden vaker blootgesteld aan stigma en discriminatie in diverse aspecten van de samenleving, ook in het (hoger) onderwijs. Niet alleen directe discriminatie en stigmatisering, maar ook een onbewust negatievere perceptie zorgen voor uitsluiting. In het hoger onderwijs worden studenten met een functiebeperking nog te vaak geconfronteerd met het weigeren van redelijke aanpassingen. Ook al voorzien instellingen in interne beroepsprocedures en kunnen studenten een klacht indienen over discriminatie bij het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI), de praktijk leert dat studenten in die situaties geen stappen durven te ondernemen omwille van de angst voor een mogelijke negatieve impact op de relatie met de lesgever en evaluatie beoordelingen. In mijn toekomstbeeld zetten universiteiten en hogescholen verhoogd in op sociale veiligheid, laagdrempelige beroepsprocedures en creëren ze een inclusieve en accepterende cultuur met neurodiversiteit als norm.
Zet in op professionalisering van medewerkers en studenten
Succesvolle deelname van studenten met een functiebeperking aan het hoger onderwijs vereist dat personeel diversiteitsbewust is en in staat om een inclusieve leef- en leeromgeving te realiseren die rekening houdt met verschillende ondersteuningsbehoeften van studenten en de sterktes van studenten centraal stelt, zodat alle studenten optimale leerkansen krijgen. Afwijzing, stigmatisering en discriminatie zijn vaak geworteld in stereotypen die gebaseerd zijn op deficit-denken zoals dat autistische studenten ‘geen empathie hebben’ en ‘geen sociale vaardigheden’, of dat studenten met ADHD ‘lui’ en ‘aandachtzoekend’ zijn. In mijn toekomstbeeld spelen universiteiten en hogescholen nog een prominentere rol in de professionalisering van medewerkers op vlak van attitudes, kennis en vaardigheden over inclusie, inclusieve maatregelen, redelijke aanpassingen en de gedegen onderwijskundige aanpak. De professionalisering reikt daarbij ook verder dan onderwijzend personeel. Ook medewerkers van het onthaal, de dienst huisvesting, communicatie, informatiebeheer, etc. worden geprofessionaliseerd. In mijn toekomstbeeld zetten instellingen vanuit een emancipatorische insteek ook in op awareness- en anti-stigma training voor studenten.
Investeer in monitoring, evaluatie en (onderwijs) onderzoek
Kwaliteitsvol onderwijs streeft inclusie na en inclusief onderwijs moet kwaliteitsvol zijn. Meten is weten. Monitoring is een belangrijke informatiebron voor beleidsevaluatie. Om een duurzaam inclusief beleid rond redelijke aanpassingen en inclusieve maatregelen uit te bouwen en te implementeren, is het aangewezen om het aanbod, de visie en de implementatie op regelmatige tijdstippen te evalueren met aandacht voor de diverse actoren. Het is bij de uitrol van een inclusief hoger onderwijssysteem ook steeds van belang om evidence informed te werken waarbij wetenschappelijk onderzoek moet waarborgen dat deze uitrol de kwaliteit van het onderwijs voor iedereen daadwerkelijk versterkt. Onderzoek naar inclusief onderwijs en inclusieve maatregelen is nog in volle ontwikkeling en kent vaak methodologische beperkingen. De uitrol van redelijke aanpassingen en inclusieve maatregelen staan niet op zich, maar enten zich in een groter kwaliteitszorgsysteem. Wetenschappelijk onderzoek kan analyseren welke maatregelen de grootste impact hebben op onder andere leerwinst, studievoortgang en welbevinden en welke randvoorwaarden daartoe vervuld moeten zijn. Als kennisinstellingen komt het de hogeronderwijsinstellingen toe om voldoende middelen te voorzien om onderwijsonderzoek hiertoe alle kansen te geven. In mijn toekomstbeeld kan het Leuvens Instituut voor Onderwijsonderzoek (LIVO) omwille van haar transversale aanpak hier een belangrijke rol opnemen.
Voorzie voldoende financiering
Sinds het financieringsdecreet van 2008 worden studenten met een functiebeperking erkend en worden ze ook extra gewogen. In het financieringsdecreet heeft de overheid studenten met een functiebeperking gedefinieerd als ‘studenten ingeschreven bij het VAPH’. De groep studenten met een functiebeperking die ingeschreven is bij het VAPH, maakt evenwel een fractie uit van de huidige groep studenten met een functiebeperking. In mijn toekomstbeeld voorziet de Overheid in het financieringsdecreet een extra weging voor de ruime doelgroep van studenten met een functiebeperking en voorziet het voor instellingen en studenten laagdrempelige en flexibele subsidies om de evoluerende zorgnoden op vlak van technische hulpmiddelen en omzettingen aan te vragen en toe te kennen. Het komt ook aan de Overheid toe om voldoende middelen te voorzien om onderwijsonderzoek rond inclusief (hoger) onderwijs alle kansen te geven.
KU Leuven en haar duidelijke pioniersrol
Een terugblik op de voorbije 50 jaar maakt duidelijk dat KU Leuven in Vlaanderen en internationaal een pioniersrol heeft gespeeld in de omslag van integratie naar inclusie en het uitzetten van een wettelijk kader rond inclusief hoger onderwijs met de nodige manoervreerruimte voor hogescholen en universiteiten.
Om de internationale verdiensten van Myriam van Acker in herinnering te houden, werd op voorstel van Gayle Gagliano de ‘Myriam van Acker Award for Leadership in the Disability Community’ in het leven geroepen. De Award bekroont personen met bijzondere verdiensten op het vlak van deelname van studenten met functiebeperkingen aan internationale uitwisselingsprogramma’s of op het vlak van internationale uitwisseling van deskundigheid en werd voor het eerst uitgereikt in 2004. Vandaag verdienen in mijn ogen minstens (niet exhaustief) de beleidsploeg KU Leuven, stuvo, de dienst Diversiteit (nu Engage), de dienst Onderwijs, de technische dienst, Libis, de Bibliotheekdiensten, de faculteiten, de studentenverenigingen, … een ‘Myriam-award’ voor hun innovatieve en transversale aanpak de voorbije vijf decennia.
Het is een eer om deel uit te maken van de KU Leuven community en mee mijn schouders te mogen zetten onder toekomstige initiatieven, want KU Leuven zal vanuit haar innovatieve en transversale aanpak ongetwijfeld verder blijven pionieren als inclusieve universiteit.
Meer lezen, meer weten?
- Studeren met een functiebeperking — Stuvo – Studeren met een functiebeperking
- Diversiteitsbeleid KU Leuven
- Presentatie: 50 jaar studeren met een functiebeperking. Dromen voor de toekomst voor stuvo KU Leuven.
- Van Hees, V., Stokx, R. & Willems, K. (2024). Inclusieve maatregelen van beleid naar praktijk. Gent: SIHO.
- Van Hees, V. & Stokx, R. (2017). Ondersteuningsmodel inclusief hoger onderwijs: van beleid naar praktijk. Gent: SIHO.

